Blog: De 3 M’s van outputgericht schoonmaken
Outputgericht schoonmaken, resultaatgericht schoonmaken of resultaat gespecificeerd schoonmaken… Het wordt allemaal gebruikt voor hetzelfde. En het klinkt mooi maar wat is het precies? En wat mag de klant hierbij verwachten? Daar is veel onduidelijkheid over. Bij een traditioneel schoonmaakcontract gaat het over voorgeschreven handelingen en inzet die nodig is om een gebouw schoon te houden. Zoveel mensen, zoveel uren, zoveel rondes bijvoorbeeld. Bij outputgericht schoonmaken werkt het andersom: we maken afspraken over het resultaat en leggen samen vast wat het minimale reinheidsniveau van de verschillende gebruiksruimten moet zijn. De klant mag erop rekenen dat wij met onze kennis weten wat nodig is om dat resultaat te bereiken, en laat ons daarin vrij. Klinkt eenvoudig, maar daar komt veel bij kijken. Vooral omdat er vaak te weinig aandacht wordt gegeven aan wat ik intern noem: de 3 M’s.
Als eerste: outputgericht schoonmaken vereist een totaal andere mindset. In elk geval is het al goed om met de klant goed voor ogen te hebben of het gaat om een opleverniveau op een vast moment per dag óf een minimaal reinheidsniveau gedurende de dag: dat voorkomt al een boel onduidelijkheid. Verder is het bij de omschakeling bij een output continu-niveau nodig, dat de opdrachtgever ons tijd gunt om een gebouw goed te leren kennen. Het gebouw opsnuiven noem ik dat. Wat gebeurt er precies in het gebouw? Hoe lopen gebruikers- en bezoekersstromen? Waar hoopt het vuil zich op? Hoe zit het met de piek- en dal belasting? En wat zijn de eyecatchers als het om de schoonbeleving gaat: een vieze paraplubak? Een rommelige hoek? Neem een scholengemeenschap: die stroomt tussen acht en negen vol, waarbij de dynamiek zich meestal concentreert in de centrale hal en bij de kluisjes. Bij regen wordt het snel een smeerboel. Gedurende de pauzes is er een run op de toiletten. En de hele dag is afvalmanagement een aandachtspunt. Dat zijn allemaal factoren waarop je met een outputgericht contract flexibel in kunt en moet spelen. Flexibiliteit, dat is een belangrijk voordeel van outputgerichte schoonmaak. Geen vast omschreven programma, maar zélf bepalen wat nodig is.
Ten tweede: omdat outputgericht werken vooral toegevoegde waarde biedt in de beleving van schoon, moet je die beleving ook meten. Bij schoonbeleving speelt bijvoorbeeld mee dat je ziet dat er een schoonmaker rondloopt, die je aan kunt schieten als je koffie hebt gemorst. Die checkt of de ruimte gezellig oogt en de koffiemachine is bijgevuld. En die vraagt of hij kan helpen als je op zoek bent naar de lift. Als we afspraken maken over het schoonmaakresultaat – het minimale schoonniveau – betrekken we daar altijd de beleving van de gebruikers bij.
En ten derde: output- of resultaatgericht schoonmaken is maatwerk en vraagt dus om een bepaald type medewerkers. Servicegerichte schoonmakers met een goed observatie- en inlevingsvermogen die zelf zien en doen wat nodig is. En die het leuk vinden om hun schoonmaakwerk te combineren met de rol van facility host. Voor opdrachtgevers kan het efficiënt en gunstig zijn om breed inzetbare schoonmakers in huis te hebben. Daarom mag een opdrachtgever vooraf al nadenken over een aanvullend servicepakket bij de schoonmaakwerkzaamheden. Voor schoonmakers is het een mooie kans om zich verder te ontwikkelen en écht hun meerwaarde te laten zien. Dat biedt ook kansen op het gebied van SROI: het inzetten van Wajongers bijvoorbeeld, een doelgroep die vooral overdag aan de slag wil. Mijn ervaring is dat alle medewerkers er extra trots van worden.
Met de juiste mindset flexibel inspelen op wat er wanneer nodig is, aandacht voor de schoonbeleving van gebruikers en bezoekers en die meten, en met de juiste mensen een combinatie van schoonmaak en service leveren die SROI-kansen biedt door het inzetten van bijzondere doelgroepen. Kortom: de 3 M’s zijn pijlers voor outputgericht schoonmaken. En het resultaat is meer dan schoon alleen.
Ad van Poppel
directeur KwaliteitsZorg & Innovatie Gom